Soms vind je door het toeval dingen waar je helemaal niet naar zocht. Deze zeldzame foto uit de Beeldbank van het Amsterdamse Stadsarchief is daar een voorbeeld van.
De foto is gemaakt door Charles Breijer.
Breijer is als ‘de verzetsfotograaf’ de geschiedenis ingegaan, omdat hij tijdens de bezetting met een camera verstopt in zijn fietstas een groot aantal iconische foto’s heeft geschoten.
Deze sfeervolle foto maakte Breijer vanaf de toren van de Amsterdamsche Bank op het Rembrandtplein na de bevrijding in de zomer van 1945. Zijn fietstas had hij toen niet meer nodig.
Dankzij deze foto weten we hoe het huis Amstel 188 en zijn omgeving eruit zagen in de periode dat de hoofdpersonen van ons feuilleton er zo’n uiterst bewogen tijd doormaakten: het pand is precies in het midden van de foto te zien.
Het bestond eigenlijk uit twee huizen die tegen elkaar aan gebouwd waren. Destijds beschikte het nog over twee aparte zolderetages die door een smalle overloop met elkaar verbonden waren. Later, in de jaren negentig is die overloop uitgebreid over de hele breedte van het pand, waardoor de twee zolderruimtes bij elkaar getrokken werden.
Het was die voorste zolderetage die Cootje in september 1942 van Henrika Weisz huurde zogenaamd om er te studeren, maar in werkelijkheid als onderduikadres voor Louis.
Onder het dak van de voorzolder bevond zich de vliering waar Louis en Wolly de Leon (die vermoedelijk de achtsterste zolder bewoonde) zich verscholen bij onraad.
Het was een benauwde, stoffige ruimte, die alleen te bereiken was door op de overloop op een stoel te klimmen en jezelf er dan in te hijsen, zo weten we uit de novelle ‘Paranoia’ van W.F. Hermans (zie aflevering 31 van de feuilleton).
De foto laat duidelijk zien hoe laag die ruimte in werkelijkheid was.
Het huis was aan alle kanten ingebouwd. De schoorsteen die het uitzicht aan de achterkant bepaalde, hoorde bij een diamantslijperij in de Wagenstraat.
Aan de achter- en zijkant was het omringd door cafe’s, theaters en pensions van een bedenkelijk allooi; aan de voorzijde keek het uit over de Binnen Amstel, met aan de overzijde het diaconessenhuis, de diamantslijperij van Coster, een pakhuis, en het Joods Jongensweeshuis Megadle Jethonim, hier gedeeltelijk zichtbaar op de foto boven de gele cirkel.
In de ochtend van 10 februari 1943 (volgens andere bronnen 5 maart) werden de bewoners opgeschrikt door het naargeestig gehuil van de sirenes van overvalwagens. Tot hun ontsteltenis zagen ze hoe het weeshuis aan de overkant door de Duitsers werd ontruimd. De honderd jongens en hun drie verzorgsters werden direct op de trein naar Sobibor gezet. Twee kinderen konden ontsnappen uit de trein, en er werden kinderen uit de trein gesmokkeld door de Joodse Raad en adjunct-directeur Koos Caneel. Daarna werd het gebouw verzegeld. Na de Tweede Wereldoorlog fungeerde het weeshuis als vertrekpunt voor jongens op weg naar Israël. Het is in 1977 gesloopt om plaats te maken voor de Stopera.
Wie goed kijkt, ziet dat er op het platje van de overloop een menselijke gestalte zichtbaar is, half opgericht, steunend op de elleboog als een romein die aanligt aan een banket (zie de gele cirkel op de foto).
Wie kan dat geweest zijn?
W.F. Hermans alvast niet, die nam pas in het voorjaar van 1946 zijn intrek op de zolder. De woningkaart in het Stadsarchief brengt uitkomst: het moet beeldhouwer Carel Kneulman1 geweest zijn.
Kneulman woonde en werkte er van juni 1944 tot oktober 1945. Hij was naast beeldhouwer ook zanger. Vermoedelijk is hij via de muziek met Henrika – die zangeres was – in contact gekomen.
Voor de boomlange Kneulman zal het een opluchting geweest zijn toen hij eind 1945 kon verkassen naar de overkant van de Amstel, waar hij op de Zwanenburgwal 42 het voormalig atelier van Karel Appel betrok. Daar had hij veel meer ruimte en stootte hij niet voortdurend zijn hoofd.
Kneulman was niet de laatste huurder van Henrika Weisz, dat was Henri Albert Gomperts zoals we gezien hebben in aflevering 31. Voordat die er zijn intrek nam is de zolder nog enkele weken bewoond geweest door Trijntje Wijntje Overdorp. Trijntje werd tegelijkertijd met Henrika op 23 juli 1943 in kamp Vught gevangen gezet vanwege ‘Jodenbegunstiging’. Net als Henrika had ze joden laten onderduiken. Kort na haar vrijlating was ze gescheiden. Ze had dringend een onderdak nodig. Dat vond ze – uiteraard – bij haar immer behulpzame vriendin uit kamp Vught.
Op 25 juni 1946 trouwde Henrika met haar oude liefde Wolly de Leon. Diezelfde dag nog schreef het paar zich in op hun nieuwe adres Pieter de Hoofdstraat 16ii. Het was een ruime woning in een rustige straat op goede stand in de Museumbuurt. Een schril contrast met het haveloze pand aan de Amstel, waarvoor Wolly die makelaar was, kennelijk nog een redelijk bedrag had weten te bedingen.
Na de tumultueuze oorlogsjaren aan de Amstel, leek haar leven nu in rustiger vaarwater terechtgekomen te zijn.
Dat was echter niet het geval. Het huwelijk hield niet veel langer dan een jaar stand: in september 1947 werd de echtscheiding uitgesproken.
Haar echtgenoot die zijn twee zusters en broer had verloren en daarvan ook de diepe sporen droeg, herkende haar niet meer, zozeer hadden oorlog en gevangenschap haar getekend. Van de spontane, energieke en daadkrachtige Henrika was niet veel meer over. Wat restte was een in zichzelf gekeerde, verbitterde, humeurige vrouw die zichzelf en anderen het leven moeilijk maakte met haar driftbuien.
___________________________________________________________________________________
- Carel Kneulman (1915-2008) geldt als een van de belangrijkste Nederlandse na-oorlogse beeldende kunstenaars. Ook als een zeer veelzijdige: abstract, figuratief, experimenteel of traditioneel, hij was thuis in alle genres. Hij wilde zich niet beperken. Veel van zijn werk is nog in de openbare ruimte te bewonderen, maar het bekendst is misschien wel ‘Het Lieverdje’ dat sinds 1959 op het Amsterdamse Spui staat. ↩︎
Bronnen:
Archief Amsterdam
website Joods Amsterdam
W.F. Hermans — Paranoia
Ida Boelema, Feico Hoekstra — Carel Kneulman; Waanders 2006
Wim de Haan — interview Henrika Weisz jr; oktober 2023
Foto Charles Breijer met toestemming van het Nederlands Fotomuseum